Geschiedenis
Baron Von Munchhausen
De beweging heeft haar naam gekozen vanwege de beroemde daadkracht van deze baron. Zijn uitgangspunt ‘Nee zeggen is geen optie’, is ook voor ons het uitgangspunt om mensen te helpen die in een kritische situatie terecht gekomen zijn.
In die gevallen passen vaak geen standaardoplossingen, er zal snel en soms buiten de reguliere lijnen gehandeld moeten worden. Om net een stap verder te gaan is soms lef nodig. In goed onderling overleg lukt het echter vrijwel altijd om passende hulp te bieden. Dat geeft een bemoedigend gevoel.
Over kanonskogels en moerassen
Voluit heet de Baron von Münchhausen Karl Friedrich Hieronymus Baron von Münchhausen. Hij is op 11 mei 1720 geboren in Bodenwerder, Duitsland en overleed daar op 22 februari 1797 ook. De baron is beroemd vanwege zijn absurdistische vertellingen.
Baron von Münchhausen woonde op zijn landgoed waar hij zich in 1760 op 40-jarige leeftijd had teruggetrokken, na als kapitein enige Russische veldtochten tegen de Turken te hebben meegemaakt. Als gastheer vertelde hij de mensen de meest wonderbaarlijke geschiedenissen. De verhalen gaan over de reis naar Rusland, de jacht, honden en paarden van de baron, de avonturen in de oorlog tegen de Turken, de gevangenschap en terugkeer naar het vaderland, avonturen ter zee, de reis naar de maan, en de tocht dwars door de aarde. Volgens de verhalen kon de baron verbazende dingen doen, zoals op kanonskogels vliegen, doorrijden op een in tweeën gehakt paard, hongerige wolven binnenstebuiten keren of zichzelf aan zijn eigen vlecht uit een moeras trekken.
Stuk uit het boek van Von Münchhausen
Net zoals ik voortreffelijk kon springen, kon mijn paard dat ook. Ik nam altijd en overal de kortste weg. Sloten noch schuttingen hielden mij tegen. Eenmaal zat ik achter een haas aan die pardoes de straatweg overstak. Een koets met twee fraaie dames reed voorbij tussen mij en de haas. Mijn edele viervoeter zette zo snel af dat wij door de koets – waarvan de ramen openstonden – heen vlogen, en ik maar net de tijd had om mijn hoed af te nemen en de dames mijn welgemeende excuses te maken voor de genomen vrijheid.
Een andere keer wilde ik over een moeras heen, dat me aanvankelijk niet zo heel breed bleek. Maar tijdens de sprong ging ik daar anders over denken. Zwevend in de lucht keerde ik weer om, naar waar ik zonet vandaan gekomen was, om een grotere aanloop te nemen. 0Niettemin was mijn sprong ook de tweede keer te kort en verdween ik niet ver van de andere oever tot aan de hals in het moeras. Hier had ik onafwendbaar moeten omkomen als ik niet door de kracht van mijn eigen arm mijzelf aan mijn haren, samen met mijn paard, dat ik tussen mijn knieën geklemd hield, er weer uitgetrokken had.
Midden in de winter vertrok ik naar Rusland. Elke reiziger weet hoe ongelooflijk slecht de wegen zijn in Noord-Duitsland en Polen. Maar door vorst en sneeuw worden ze vanzelf gerepareerd. Ik ging te paard, de prettigste manier van reizen. Tenminste, als paard en ruiter niets mankeert. Ik had dunne kleren aan. Dat was minder prettig toen ik dichterbij het noordoosten kwam. Dus had ik erg te doen met een arme man. Die lag in Polen langs de weg te rillen en had amper kleren aan. Zelf verging ik van de kou. Maar ik gooide meteen mijn jas over hem heen. Onmiddellijk hoorde ik een stem uit de hemel. Ik kreeg een pluim voor mijn daad van naastenliefde. ‘Verdomme, jongen, als ik jou daar niet een keer voor beloon…’. Ik reed verder. Het donker overviel me. Geen dorp te zien. Het land was bedekt met sneeuw en ik kende de weg niet. Moe steeg ik af. Ik bond mijn paard vast aan een boomstronk of iets dergelijks, dat net boven de sneeuw uitstak. Veiligheidshalve stak ik mijn pistolen bij me. Ik ging in de sneeuw liggen, niet ver daarvandaan, en viel in een diepe slaap. Ik deed mijn ogen pas weer open toen het al volop dag was.
Stomverbaasd was ik toen ik merkte dat ik midden in een dorp was. Ik lag op het kerkhof. Mijn paard zag ik nergens. Maar ik hoorde het hinniken, ergens boven mij. Toen ik omhoog keek, zag ik het. Het hing aan de weerhaan, waaraan ik het vastgebonden had, bovenop de torenspits. Ik begreep het direct. Het dorp was ‘s nachts met sneeuw bedekt geweest. Het weer was plotseling omgeslagen. De sneeuw was weggesmolten. Terwijl ik sliep, was ik zachtjes omlaag gezakt naar het kerkhof. Wat ik in het donker voor een boomstronk had aangezien, dat bleek het kruis of de weerhaan op de spits te zijn. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Ik nam een van mijn pistolen, schoot de halster van mijn paard los, en vervolgde mijn reis.’